Baikal Siberië: Van land naar ijs
Als ik het hotel uitstap, staan ze voor de deur. Twee UAZ busjes. Eentje wit, eentje blauw. Ik kan uitroepen van enthousiasme niet onderdrukken. Avontuurlijk reizen door Siberisch Rusland in de winter. Dit is dé manier om dat te doen. Ik kijk uit naar de ervaring. Eenmaal buiten Irkoetsk rijden we door een golvend landschap van velden, heuvels bossen en hier en daar wat bebouwing.
Het voelt verlaten ondanks de aanwezigheid van sporen in de sneeuw waar ik ook kijk. Bewoners van aan het oog onttrokken dorpen? Toeristen die geen boodschap hebben aan maagdelijke sneeuw? Zo filosofeer ik maar wat aan terwijl de condens op de ruiten van de blauwe UAZ verandert in ijsbloemen. Het is vrijwel onmogelijk om het binnen warm te stoken in deze Siberische temperaturen met een constante windstroom langs de voortrijdende busjes. Dan lost het raadsel van de sporen zich als vanzelf op. Ik bespeur paarden in de verte. In kuddes zoeken ze naar wat eetbaars onder een deken van sneeuw.
Een fotostop bij berkenbomen. Russen racen claxonnerend voorbij terwijl ik op zoek ben naar het mooiste beeld van witte boomstammen tegen een witte achtergrond. Ik denk vormen, lijnen en structuren. Fotograferen langs de kant van de weg trekt aandacht. Wat voor bijzonders is er te zien? Toch eens stoppen om te kijken. Ik heb het niet zien gebeuren, maar de weg was niet zo breed als gedacht. Er zal wat paardenkracht aan te pas komen om de auto weer los te trekken.
De weg ligt parallel aan het Baikalmeer aan de westkant van het Baikalgebergte. Bij Bajandai slaan we rechtsaf om het gebergte wat ons van het meer scheidt, te doorklieven. Maar de eerste helling blijkt al teveel voor de blauwe UAZ getuige de rook die zich door het busje verspreidt. Pech. Gelukkig zijn deze busjes te repareren met een hamer en een schroevendraaier. Bij wijze van spreken. Simpel, praktisch, effectief. En licht van gewicht. Ideaal om met slappe banden voor goede grip te rijden over het bevroren meer.
Ik switch even van bus om mee terug te rijden naar een eerder gepasseerde onderdelenshop. Terug langs het kleine begraafplaatsje net buiten het dorp vraag ik me af waar de mensen hier van leven. Ik kan me er niets bij voorstellen. Een onbetekenend dorp in the middle of nowhere. Wat het ook is, het lijkt voldoende om de mensen hier te houden.
Met de juiste onderdelen en wat hard werk vordert de reparatie van het busje gestaag. Ik heb nog voldoende tijd om verder de helling op te wandelen nieuwsgierig naar het uitzicht vanaf de top. Boven ontdek ik alleen een bocht in de weg. Meer valt er niet te zien. Geen weids uitzicht. Dus dirigeer ik mijn aandacht naar de overkant van de weg. Naar iets wat me een vuilstort lijkt. De vogels storen zich niet aan mijn aanwezigheid en zoeken rustig verder naar iets eetbaars in de afgedankte restanten van de menselijke beschaving. De twee superschattige puppies weten niet goed wat ze van me moeten denken. Nieuwsgierig maar op hun hoede blijven ze me op een afstandje toeblaffen. Mijn poging om ze onzichtbaar te benaderen strandt halverwege. Het volgen van voetsporen in de sneeuw is niet zo veilig als bedacht. Een conclusie die ik trek als ik meerdere malen tot over mijn knieën wegzak.
Eenmaal weer op weg door het gebergte waan ik me in een kerstbomenbos. Vol witte kerstballen. Zo zie ik steeds meer vormen in de sneeuw. En sporen. Het tempo ligt hoog om de verloren tijd in te halen. Ik staar naar buiten waar ik naald en berkenbomen zie alsof geprikt in een gigantisch speldenkussen. Kaarsrecht. Geordend in rechte rijen. Berkenstammen steken af tegen de donkere stammen van de andere bomen. De hele scene oogt monotoon door het beperkte kleurenpalet. Koeien in ganzenpas. Ik glunder over mijn eigen spitsvondigheid. Om mij heen worden oogleden zwaar en knikkebollend daalt er een rust over de UAZ, terwijl deze voortploetert door het gebergte op weg naar het meer.
Als we de hoge bergpassen achter ons laten en in meer glooiend terrein terecht komen, zie ik de eerste tekenen van het sjamanisme wat rond het Baikalmeer een stevige voet aan de grond heeft. Her en der staan palen in setjes van drie omwonden met sjaals en andere stukken stof in alle kleuren van de regenboog.
Het landschap wat we doorkruisen, intrigeert me. Ergens zie ik een gelijkenis met IJsland zonder me ook daadwerkelijk in IJsland te wanen. Een verwantschap. Familiair met een duidelijk eigen identiteit. Niet door de eenzame boom op heuveltop of helling. Niet door de bruintinten van de heuvels die net zichtbaar zijn onder een laagje poedersuiker van sneeuw. Vergeeld gras in strepen zorgt voor een lichte gele gloed in in witte landschap. Ik zal er nog vaak op broeden deze reis. En ondanks dat ik me niet in IJsland bevind, merk ik wel dat IJslandse muziek voor mij prima het gevoel van dit land weergeeft.
Ik weet dat we steeds dichter in de buurt van het meer komen en tuur na iedere bocht in de verte of ik al een glimp op kan vangen. Maar na iedere bocht is het enige wat ik zie een volgende bocht. Als ik dan eindelijk de eerste contouren van het meer kan zien, voel ik een lichte teleurstelling. Ik zie wit ijs bedekt met plakken sneeuw. Blijkbaar had ik meteen verwacht zwart ijs te zien. Blijkbaar was ik er diep van binnen toch van uitgegaan dat Baikal zich direct in al haar glorie aan mij zou onthullen. Maar Baikal geeft niet zo snel haar geheimen prijs. Baikal verwacht van jou dat je tot het uiterste gaat. Hoe verder je komt, hoe meer ze je van haar schoonheid laat zien.
De overgang van land naar ijs gaat hotsend. En al rijden we over de officiële ijssnelweg, het blijft een golvende rit. Er is geen sprake van een keurig glad wegdek. Door de werking van het ijs ontstaan scheuren. Stukken ijs worden tegen elkaar opgedrukt en vriezen weer vast. Zo ontstaat een mozaïek van onregelmatige ijsvlakken. Over de met palen aangegeven snelweg mag je dan ook maar maximaal zeventig kilometer per uur rijden. Een snelheid die we met enige regelmaat zullen overtreffen. Niet verwonderlijk als je bedenkt dat de blauwe UAZ bestuurd wordt door de snelheidsrecordhouder over het ijs van het Baikalmeer.
Het plan is om kaap Draak in het licht van de ondergaande zon te fotograferen. Ik zit voorin en geniet met volle teugen als de UAZ over het ijs vliegt en door sneeuwhopen jaagt. De rit is spectaculairder dan een achtbaan, maar de chauffeur heeft totale controle. Ik voel me op geen enkel moment onveilig. Zelfs niet als ik in de lucht hang volledig losgekomen van stoel en vloer. Ik geniet van het rijden en de uitzichten. Ik geniet en verbaas me als ik voor het eerst zwart ijs ontwaar. Sneller dan vanmiddag gedacht sta ik oog in oog met het bijzondere fenomeen.
Als we bij kaap Draak aankomen, passeren we het bekendste fotopunt van het meer. Ik ben er blij om, maar ook weer niet. Blij omdat het krioelt met met name Chinese toeristen. Niet blij omdat waar we wel stoppen voor mij een raadsel is. Ik heb geen idee hoe ik dit in vredesnaam ga fotograferen. Mijn eerste fotostop op het Baikalijs en ik voel me verloren. Ik stap uit op het gladde ijs. Zonder grips. Iets wat ik de hele reis zal volhouden. Om het ijs niet te beschadigen. En omdat ik het steeds leuker ga vinden te dansen op het ijs. Zo word ik steeds behendiger mezelf te verplaatsen op het ijs. De locals zelf gebruiken ook geen grips. Zelfs de auto's rijden niet met spikes. Ze vergroten hun grip door op platte banden te rijden. Het maakt ze een stuk wendbaarder. Daardoor kunnen ze vanuit vrijwel stilstaande positie draaien in hoeken van minder dan negentig graden.
Een eenzaam vogeltje zoekt verschrikt een veilig heenkomen van de foto-invasie. Ik vecht met mezelf en de aanblik van rotsen bedekt met ijspegels als Baikal me zacht toefluistert. Pasteltinten verschijnen aan de horizon waar de zon zelf verdwijnt achter verre wolken. De schemer heeft plaatsgemaakt voor het duister van de nacht als de busjes feilloos hun weg terugvinden naar het hotel. De eerste fotoschoot op het ijs zit erop en ik ben mijn stem kwijt. Ik heb geen idee wat ik fotografisch kan en wil vertellen over dit overweldigende landschap. Ik kan alleen maar hopen dat ik morgen mijn stem zal hervinden. Dat ik morgen wel in staat zal zijn deze omgeving te vangen in beelden die van mij zijn. Mijn composities, mijn verhaal, mijn visie. Mijn beelden.