Baikal Siberië: Op zoek naar landschappen
Ergens in de heuvels richting grote zee probeer ik in allerijl een compositie te vinden. En mijn camera op te zetten. De lucht kleurt al oranje, geel en roze. Ik moet me haasten. De wind bemoeilijkt het proces. Het voelt ijzig koud. Ik kan eindelijk probleemloos mijn groothoek gebruiken. Het is een mooie ochtend. Met een bijzondere kers op de taart. Voor het eerst in mijn leven zie ik een vos in de vrije natuur. En niet in een flits. Nee, de vos bleef geruime tijd voor de UAZ lopen. Magistraal.
Op de top van de heuvel leef ik me uit. Vergezichten, mooi licht, invoerende lijnen. Alles wat mijn hartje begeert. En al die tijd blijf ik met een schuin oog achterom kijken. Het kan niet missen of er gaat zometeen prachtig licht vallen op de heuvels daar. Ik zie het licht steeds mooier worden dus zoek ik mijn compositie en mijn plekje. Terwijl ik bezig ben mijn camera op te stellen is het daar. Het mooiste licht wat je maar voor kan stellen. Ik kijk snel naar min camera om te zien of alles goed staat. Eén seconde. Ik kijk op en het licht is weg. Een fractie van een seconde. Ik ben te laat. Achter het net gevist.
Met mijn camera in de hand, wandel ik een beetje rond. Mijn oog valt op een markante steen. Met het uitzicht erachter moet er iets moois van te maken zijn. Ik daal verder en verder af. Met het doel een mooie foto te maken, camera nog steeds in de hand stuiter ik over rotsen en losliggende stenen. Ik verbaas mijzelf. Deze helling zou ik nooit zonder hulpmiddel genomen hebben, een stok of twee, als ik niet in deze staat van fotografische opwinding zou zijn. Het menselijke brein is een bijzonder ding.
Niet veel later sta ik op een van de mooiste stukjes zwart ijs die ik deze reis zal zien. Stenen op de bodem zijn duidelijk zichtbaar. Scheuren lopen als aderen door het ijs. Her en daar samengehouden door een wervelkolom. En hoewel ik geen vissen zie zwemmen onder het ijs, zijn hun vinnen wel gevangen in het ijs. In mijn fantasie althans. Ik glijd, schuif en dans over het ijs. Ik ben zo in extase over wat ik zie onder mijn voeten dat ik bijna vergeet mijn camera te richten. Alleen de gedachte aan vragen om foto's van het thuisfront maakt dat ik toch aan de slag ga. Ik vind het bijna jammer. Ik zou perfect gelukkig geweest zijn met het genieten, in me opnemen en herinneren.
In het heldere middaglicht lijken de ijspegels langs Ogoy net voorbij kaap Draak vrijwel transparant. Deze plek is vele malen mooier in het vroege ochtend- of late avondlicht, maar dat betekent opstellen in rijen van drie. Ik heb wel eens met veel bravoure beweerd dat ik prima in de rij kan staan bij een bekende bezienswaardigheid. Naast vijftig of zelfs honderd andere fotografen. Wetend dat ik exact dezelfde foto zal maken. Wetend dat ontelbare fotografen mij al voorgegaan zijn. Wetend dat er nog vele zullen volgen. Voor mij is alleen belangrijk dat ík de foto gemaakt heb.
Maar deze dagen leer ik mezelf anders kennen. Ondanks de beperkte tijd die onlosmakelijk met een reis als deze verbonden is, waarbij je het geluk moet hebben op het juiste licht, is voor mij de rust waarin ik mijn eigen beelden vind belangrijker dan het maken van die ene foto. En ik realiseer me dat de meeste van die spectaculaire foto's met geduld en tijd tot stand gekomen zijn. De kans dat je zelf zo'n perfecte foto kunt maken op doorreis, op reis van plaats naar plaats, is beperkt. Op de juiste tijd, op de juiste plaats. Meer tijd, meer kans. Het is wel heel toevallig als alle omstandigheden perfect zijn, als ik daadwerkelijk op de juiste tijd op de juist plaats kan zijn in de twee dagen dat ik in de omgeving ben. Dus neem ik genoegen met wat ik krijg en ga op zoek naar mijn eigen beelden weg van de menigte. Dus loop ik ook nu weg van de plek waar iedereen blijft hangen. Weg van de drukte en weg van het licht.
In de schaduw zie ik iets wat ik niet eerder gezien heb. Waar ik geen oog voor heb gehad. Een spel van lijnen, kleuren en structuren. Noordwaarts lang de westkust van Ogoy gaan de bomen verscholen onder een laag van ijs. Gevormd door wind en opstuwende golven in de storm tijdens dalende temperaturen. Mijn fantasie slaat op hol en ik zie steeds meer gestaltes. Een getande walvis, een jagende roofvogel die met gespreide vleugels op een prooi duikt, een raaf gestreeld door de zon. En dan beland ik in de kathedraal. Waar toegewijde gelovigen in extatische aanbidding tussen de pilaren door richting kruisbeeld schrijden. In vervoering.
Langs de breuklijn ligt een waar slagveld met grote en kleine ijskristallen. Gewapend met macrolens stork ik me in de strijd om me volledig in een wondere witte wereld te verliezen. Soms heb je niet meer dan een paar centimeter nodig om je aan over te geven.
Ik schuif de avondmaaltijd naar binnen zodra het eten voor mijn neus is neergezet. Snel geleerd, snel gedaan. Ga zitten, het eten wordt direct geserveerd. Ook als je tafelgenoten nog niet zijn gearriveerd. Zitten is eten. Een bord leeg is direct weghalen. En wegwezen eigenlijk. Niks natafelen, niks culinair genieten. Zitten, eten, wegwezen.
De zonsondergang gaat uit als een nachtkaars. Op het zwarte ijs zoek ik naar invoerende lijnen richting schiereiland. Daarboven zoekt de zon haar weg naar beneden. Net als ik klaar sta, net als alle puzzelstukjes op het punt staan in elkaar te vallen, net dan sluipt opkomende bewolking het plaatje binnen en verduistert de zon. Het licht wordt grauw en grijs. Ik probeer er maar het beste van te maken door wat te experimenteren met focus stacking. Ik haal meer oefening uit een potje ijsblokbal. Ik begin me zonder grips steeds zekerder te voelen op het Baikalijs.