Baikal Siberië: Naar Uzur
Ik sta voor dag en dauw klaar. Het is de dag die het meest tot mijn verbeelding spreekt. De reis naar hert afgelegen meteostation ergens in het noorden van Olchon. Ik verruil de blauwe UAZ voor de witte.
De ochtendhemel kleurt steeds lichter als we over het ijs richting noorden rijden. Verder en verder razen de wielen over de ijsvlakte. Tussen het vasteland aan de linkerkant en het eiland rechts. Er hangt een lichte nevel over de heuvels van het vasteland. Het betreden van het eiland zal een voorbode blijken te zijn van het rijcomfort op het eiland voorbij de hoofdplaats.
Het tempo is hoog op de onverharde snelweg over het eiland. Beelden flitsen aan me voorbij. Lege velden of doorsneden met hoogspanningskabels, bossen in de verte en af en toe zicht op het meer. Bewoning is schaars en wijd verspreid. Ik zie een begraafplaatsje tegen de heuvel op langs de weg. Hooguit tien grafstenen. Een familiebegraafplaatsje? Rechts in de verte zie ik een clustertje huizen. Ik krijg nauwelijks tijd om er over te filosoferen omdat het volgende vergezicht zich aandient. In het ochtendlicht glinstert het gras. Alsof er glitter overheen gestrooid is.
We laten de hoofdplaats Choezjir links liggen om een stop te maken bij Kharantsy. Een eilandje net voor de westkust van Olchon. Een eilandje voor een eiland. Er staat een hutje op het ijs bewaakt door een schuwe hond. Van een ras wat ik hier al meer gezien heb, maar nog geen naam heb weten te geven. Het valt me op dat de meeste dieren, huisdieren, een bepaalde schuwheid hebben. En hoewel ik weet dat men hier ook huisdieren heeft voor de gezelligheid, om te knuffelen en te verwennen, zijn de meeste toch wel werkdieren. Bewaken, afschrikken, ongedierte vangen of verjagen. Het lukt me deze reis meer met twee katten en één hond een beetje vriendschap te sluiten. De rest laat zich niet overtuigen. Ook deze niet. Ik weet hem vrij dicht te naderen, maar die laatste meter laat hij niet toe. Iedere poging die ik waag, trekt hij zich terug naar een veilige afstand.
Het eilandje heeft een franjerand van ijspegels. En grotten. Ik loop de groep voorbij en vind een klein privégrotje waar ik in alle rust experimenteer met flitsen. Ik heb voorafgaand aan de reis behoorlijk getwijfeld over het wel of niet meenemen van een flitser. En als ik die wel meeneem, neem ik dan een flitskabel mee voor off-camera of snor ik mijn oude cactusdingen op? Dat laatste heb ik uiteindelijk gedaan. Lekker licht. En makkelijk ergens tussen te drukken in mijn ruimbagage. In het veld zal er ook wel makkelijk een plekje te vinden zijn in mijn fotorugzak. In mijn privégrotje kom ik tot de conclusie dat ik blij ben met al mijn gemaakte keuzes. Flitser en ontvanger op een klein tafelstatiefje dat soepeltjes over de ijsvloer glijdt waardoor ik het makkelijk kan positioneren. Trigger eerst op de camera en later in de hand. Met sluitertijden van meerdere seconden heb ik voldoende tijd om de flitser handmatig af te laten gaan. Het werkt net iets beter dan vanaf de camera. Waar de kou toch zijn tol lijkt te eisen.
Terug in Choezjir wandel ik door onverharde straten langs de typische houten huizen naar de bevroren haven. Begeleid door het geblaf van honden achter schuttingen en kwetterende vogeltjes er bovenop. Af en toe schiet een katachtige schim over de weg en verdwijnt door een gat in diezelfde schuttingen. Bij de haven raak ik gefascineerd door de oude visafslag. Volledig dichtgetimmerd. Daarmee mij de kans op wat urbex fotografie ontnemend. Ik laat me echter niet zo snel kennen en haal mijn geheime wapen tevoorschijn. Klein maar fijn richt ik door ieder gaatje wat net groot genoeg is en druk af. Pas op mijn schermpje kan ik de schoonheid van het verval in al haar glorie aanschouwen. Het maakt de honger naar meer alleen maar groter. Pas als ik zeker weet alle gaatjes gehad te hebben, verleg ik mijn aandacht naar de boten vastgevroren in het ijs.
De vissersboten liggen hoog op het ijs om zoveel mogelijk schade te voorkomen. Zodra het ijs verdwenen is, moeten ze weer volop dienst doen. Aan de andere kant van de steiger ligt een boot die duidelijk met pensioen is. Dat hoop ik althans. Ik kan me niet voorstellen dat deze boot nog daadwerkelijk gebruikt wordt om mee te varen. Ik zou eerder verwachten dat deze er nog ligt om al het bruikbare er van af te slopen als het nodig is voor een andere boot. Door de golfslag tijdens de vriesperiode staat de ijswand gevormd door en tegen de romp van het schip, er een stukje los van. Het lukt me niet om er fotografisch gezien echt in te komen.
Waar ik ook ga of sta, word ik geconfronteerd met een gezin dat staat te wachten op een ritje met een hovercraft over het ijs. De kinderen vinden het noodzakelijk om onder luid geschreeuw zo veel mogelijk ijspegels af te breken. Pa lijkt gefascineerd door mij en wat ik doe. En presteert het zo om in vrijwel iedere foto die ik wil maken, in beeld te komen staan. Als ik mezelf genoeg gestoord heb aan het tafereel, klim ik de heuvels langs het meer op. Op weg naar dat kleine witte kerkje.
Al snel heb ik een gevoel alleen op de wereld te zijn. Ik wrijf meer dan eens mijn ogen uit als de lucht voor me begint te glinsteren. Hallucineer ik? Het lijkt alsof er glitterstof door de lucht dwarrelt. Het komt uit de richting van Sjamanka. Het begeleidt me tot aan het kerkje. Ik stap door de deur en doe als vanzelf mijn muts op om mijn hoofd te bedekken. Binnen vind ik dezelfde Russische overdaad als in Irkoetsk. Maar dan zonder al het goud. Met een heerlijk schrootjesplafond. Het pronkstuk is een ingelijste prent volledig opgesmukt met van die kleine kraaltjes. Ik kijk links en rechts om me heen naar alle heilige snuisterijen en het enige wat ik me kan bedenken is je zou het allemaal maar moeten afstoffen. Iemand doet het. Dat is zeker. Schoon is het wel.
Eenmaal weer buiten is de glitter verdwenen, maar de gedachte eraan houd me nog lang bezig. Pas in Nederland opgegaan in de waanzin van alledag zal het kwartje vallen. Minuscule ijskristallen door de wind meegevoerd vanaf bomen, gras of zelfs het meer. Door de heersende temperaturen kunnen ze in bevroren staat zelf met behulp van de wind op ontdekkingsreis. Ik vervolg mijn weg over de heuveltoppen parallel aan het meer. Als snel krijg ik zicht op Sjamanka. De heilige sjamanenrots. Her en der zijn bomen omwonden met kleurrijke stoffen. Ik zoek mijn weg naar het strand om zo door de bevroren golven van Baikal richting heilige rots te lopen. Ik beklim de smalle richel die de rots met het eiland verbindt voor de totempaal. Het bord maakt me duidelijk dat de rots zelf niet betreden mag worden. Dus doe ik dat ook niet. In plaats daarvan klauter ik de heuvels van Olchon op. Over wat niet veel meer dan een richel is, vind ik mijn weg terug naar de relatieve beschaving van het eiland. Boven word ik begroet door een mini roedel, die net als alle honden die ik tot nog toe ben tegengekomen, wel in de buurt blijven maar net dat laatste metertje niet verdragen.
![[20180227_03.jpg]]
Als we aan het laatste stuk van de rit naar het meteostation beginnen, rijden we voor de derde maal langs de lokale supermarkt. Ik had hem graag van binnen gezien, maar ergens ben ik te lang blijven hangen. Nu blijft de winkel een geheim voor me.
Voorbij Choezjir verandert de weg in een achtbaantraject. Helling op, helling af. Door de weidse landschappen van Olchon. Over het strand op de grens van water en land. De rit gaat van enerverend naar spectaculair als we de bossen bereiken. Van iets wat op een weg lijkt, is geen sprake. Een bandenspoor in hoge sneeuw. Met tegenliggers. Met kuilen. Met een linker en rechter bandenspoor die variëren in hoogte. De UAZ hangt af en toe op vijfenveertig graden. Ik verbaas me dat we niet omvallen. De rit duurt iets van anderhalf, twee uur. Afgelegde afstand pak 'em beet vijfendertig kilometer.
Mijn eerste beeld van Uzur verdwijnt al snel achter de heuvels als we het ijs oprijden om de zonsondergang nog te vangen. We rijden door lijnen van glasscherven. Sommige manshoog. Sommige nog hoger. Transparant. Melkwit. De zon zelf verdwijnt achter de heuvels van het eiland. Heuvels bezaait met naaldbomen in de sneeuw. Een lichtroze gloed trekt onder de maan door langs de hemel over het meer. Het is één grote leegte. In het afnemende licht van de dag valt mijn oog op één van de glasscherven. Bij de uitstekende ijsschots ga ik liggen met mijn geheime wapen in de aanslag. Op zoek naar beelden. Ik vind fascinerende figuren in het ijs, ontstaan door breuken en zuurstofbellen. Het is tijd om mijn macrolens tevoorschijn te halen. Met mijn flitser erbij komen ze tot leven. De vogel, het kralengordijn. Dieper in het ijs vind ik veren en een ondefinieerbaar eencellig macro-organisme. Met tentakels. Op de een of andere manier ziet het er vertrouwd uit, maar ik kan er geen naam aan geven.