Baikal Siberië: De lange weg naar Irkoetsk
Opstaan voor de laatste ochtend op het ijs valt me zwaar. Ik voel mijn hele lijf na een koude nacht. In de loop van de nacht is de kachel uitgegaan. Toch sleep ik me uit bed. De thermometer bij het meteostation geeft min 27 aan. Er staat een snijdende wind als ik op een ondertussen vertrouwde plek sta. De kou dringt door alles heen. Ik moet in beweging blijven om geen bevriezingsverschijnselen te krijgen. Mijn vingers en tenen krijgen de volle laag. En voor het eerst merk ik de extreme kou ook aan mijn neus.
Mijn camera staat opgesteld voor een grote vlakke ijsvloer. Op de horizon van de lucht gescheiden door een taros. De pasteltinten in de lucht weerspiegelen licht in het ijs. Als de zon te hoog boven de horizon klimt, probeer ik wat te spelen met de bellen in het ijs. Voorzover de kou me niet verlamd.
Een stukje verderop is het ijs zo helder dat je een prachtig zicht hebt op de gekleurde stenen op de ondiepe bodem. Ik besluit uit de hand te werken met de 24-70 op de camera geschroefd. Geen statief, geen polfilter. Ik ben hierdoor wel wat beperkt in wat ik wel of niet kan fotograferen, toch weet ik er nog veel uit te halen. Ik zoek even wat beschutting van de wind in een sneeuwgrot. Het is hier zo koud dat zelfs aan de sneeuwgrot ijspegels hangen.
Na de lunch neem ik afscheid van Uzur. De terugrit gaat zo snel als het terrein het toelaat. Na een ongeplande stop op het strand vanwege autopech, razen de busjes voort over de onverharde snelweg om met onverminderde vaart het meer weer op te rijden. In de loop van de ochtend zijn sneeuwwolken binnengedreven over land en meer. Bij vertrek uit Uzur is de hemel helemaal dichtgetrokken. Het weerspiegelt mijn stemming als ik meedein op de golven van sneeuw en ijs. De wind blaast de losse sneeuw over het ijs. Het lukt me bijna niet om staande te blijven. Ik probeer de veranderende sneeuwvormen te filmen, maar kan door de kou mijn camera bijna niet vasthouden.
Nadat de laatste meters ijs onder me zijn weggegleden, verdwijnt langzaam het trilgeluid van de bus uit mijn oren en maakt plaats voor het monotone gezoem van rijden over asfalt. Het weer verslechtert zienderogen. De sneeuwbuien nemen serieuzere vormen aan als we langzaam maar gestaag klimmen en dalen over de passen van het Baikalgebergte. Er is nog een lange weg te gaan. Ik doe een tijdje mijn ogen dicht en als ik ze weer open doe, is het vrijwel donker. Ik zie sneeuwvlokjes dansen in het licht van de koplampen. De bergpassen zijn nog niet overwonnen. Ik weet dat we de eindstreep zijn gepasseerd als ik in de verte de lichtjes van Bajandai ontwaar. Nog 130 kilometer te gaan. Voorbij de afslag naar Irkoetsk verandert een korte pitstop met thee en taart in een langer oponthoud door een paar ijverige politieagenten.
De reis loopt verder voorspoedig tot zo'n twintig kilometer voor Irkoetsk. Om onduidelijke redenen is de hoofdweg afgesloten. Er wordt iets gefluisterd van een geheime militaire operatie. De alternatieve route leidt door het dorp met de rivier waarvan niemand weet waar die stroomt. Het lukt mij ook niet haar te ontdekken in het donker. Bijna acht en een half uur na vertrek uit Uzur rijden we dan eindelijk Irkoetsk binnen.