Op de fiets: Rondje om de Sahara
Het is net half acht geweest als ik op de fiets stap. Ik ga het écht doen. Mijn route in de app heet “o ja?”. Ja dus. 107 kilometer vanaf het startpunt. En dat is niet thuis.
Ik zie het als een test. Kan ik zo'n afstand fietsen op één dag? Kan mijn lijf dat aan? Kan ik het mentaal aan? Ga ik geen grens over? En ook een test om te ontdekken wat wel en wat niet mee te nemen tijdens een meerdaagse tocht. En wat wel en niet te doen. Meer een ontdekkingstocht dan een test dus eigenlijk.
Het eerste stuk van de route ken ik op mijn duimpje. Het is onderdeel van wat mijn dagelijkse route lijkt te worden. Pas bij Thermen Bussloo ga ik onbekend terrein in. Al vrij snel heb ik daar de eerste bijzonder ontmoeting van de dag. Vlak voor me scheert een grote roofvogel over de boomtoppen. Het is me direct duidelijk dat het niet om een buizerd gaat. Maar wat dan wel? Duidelijk groter dan een buizerd, maar veel kleiner dan een zeearend. Geen visarend vanwege de veel te gele kleur in de vleugels. Aan de overkant van de wei gaat de vogel op een paaltje zitten. Het geeft mij de gelegenheid om hem goed te bestuderen door de verrekijker. Een allerlaatste toevoeging aan de uitrusting van de dag. Ik ben erg blij om. De grijze kop en het geelbruine lijf wijzen richting kiekendief, maar daar is de vogel veel te groot voor. Dan valt mijn oog op de lange staartveren die onmiskenbaar rood zijn. Rode staartveren? Dat kan maar één ding betekenen. Daar zit een rode wouw! Als de vogel even later weer opvliegt, zie ik duidelijk de gevorkte staart. Daarmee is alle twijfel verdwenen.
Ik fiets langs de Beekbergse beek richting de snelweg. Er eenmaal onderdoor vervolg ik mijn weg langs het Apeldoorns kanaal om af te draaien bij Lieren. Ik fiets ten noorden van Beekbergen door de polder naar Engeland. In de bossen van Bruggelen houd ik mijn eerste pauze. Er staat op dat moment zo'n dertig kilometer op de teller. Ik ontbijt wat en maak wat aantekeningen voor dit verhaaltje. Af en toe komt er een fietser voorbij, maar het is nog vroeg. Te vroeg voor de meeste dagjesfietsers. In die rust zie ik in mijn ooghoek twee hazen tussen de bomen door springen. Een tijdje blijven ze rechts en achter me door de bossen huppelen. Ik houd me stil met de telefooncamera in de hand voor het geval ze dichterbij komen. Een hardloper en twee fietsers later, realiseer ik me dat ze de beschutting van de bomen opgezocht hebben om niet meer tevoorschijn te komen.
Eenmaal weer opgestapt, gaat de tocht verder door de bossen richting de N304. Ik vind een gaatje tussen de auto's door en kom veilig aan de overkant waar me een enorme verrassing wacht. Ik bevind me nu in een uitgestrekt natuurgebied van bossen, heide en zandverstuivingen. Prachtig om door te fietsen, maar ik was even vergeten dat dit hele landschap onderdeel is van een stuwwal. De helling die ik moet beklimmen is dan ook een behoorlijke uitdaging voor deze plattelandsfietsster. Kilometers lang door overigens prachtige bossen, blijf ik stijgen. Van de kleine afdalinkjes tussendoor maak ik volop gebruik om snelheid te maken voor de volgende beklimming.
De weg die ik verderop opdraai vanuit de bossen, komt me bekend voor. Zeker in de tijd dat ik in Apeldoorn woonde, ben ik er regelmatig over gereden richting Hoog Buurlo en eindbestemming Radio Kootwijk. Het is alweer even geleden dat ik daar voor het laatst ben geweest. Ik blijf het zendstation een imposant gebouw vinden en de gedachte aan het weerzien maakt dat ik snel de trappers rond laat draaien. Na de tweede parkeerplaats en de weg richting Hoog Buurlo, bereik ik het eerste heideveld van de dag. Ik zie een paarse gloed zover als het oog reikt, of althans zover als ik het veld kan zien. De heide komt al aardig in bloei.
Ik suis naar beneden over de klinkerweg, terwijl tegemoetkomende fietsers kreunend en steunend tegen de helling op proberen te klimmen. Mijn snelheid komt ruim boven de toegestane 30 kilometer per uur. Geen kip die daar op let en geen haan die daar naar kraait.
Rond het zendstation zijn vrijwilligers bezig met plantsoenwerkzaamheden. Het komt er weer netjes uit te zien. Aan het einde van de weg, rijst de kathedraal. Ik kan het niet helpen, ik blijf het gebouw associëren met een kathedraal ondanks dat ik weet dat het ontwerp gebaseerd is op een sfinx. De galmende zaal met torenhoge boograam en de enorme pilaren waar het dak op rust, geven nu eenmaal de indruk en het gevoel van een enorme kerk.
Op het nippertje weet ik twee jantjes te omzeilen. Ze staan op de uitkijk alsof er nog meer moeten volgen. Het komt waarschijnlijk door de camouflage kleding dat ik die niet kan ontdekken in het heideveld. Daarna verruil ik de heidevelden weer voor de bossen. Ik zie steeds meer sporen van wilde zwijnen. Overal langs het pad is de grond omgewoeld. De zwijnen zelf hebben zich teruggetrokken dieper het bos in. Weg van al die tweebenige wezens.
Als ik even later bij een weg kom met het nodige autoverkeer, zie ik de eerste voorbode van de Nederlandse Sahara: de Kootwijkerduinen. Ik waag me niet aan een wandeling door het rulle zand. Het betekent wel dat ik in de buurt ben van het meest westelijke punt van de route. Daarna gaat het weer oostwaarts richting eindpunt. Met nog een paar uitstapjes richting zuiden.
De hele route heb ik zo opgezet dat ik zoveel mogelijk bebouwde kommen omzeil. Zoveel mogelijk weg van wat wij beschaving noemen. Toch neem ik een stukje Kootwijk mee. Net langs de rand. Gelukkig maar. Ik maak er wat nieuwe vriendjes, hoewel ze een beetje schrikachtig zijn. Ik geniet van de guitige kopjes en het nieuwsgierige maar voorzichtige gedrag. Het trekt de aandacht van andere fietsers. Jammer dat op zo'n moment de nieuwe Nederlandse mentaliteit zo duidelijk naar boven komt. Terwijl ik mezelf onderhoud met de alpaca's en lama waarbij ik leuke foto's probeer te maken, hoor ik rechts van me iemand pogingen ondernemen de beestjes bij mij weg te lokken zodat zij wat foto's kan maken. Je kunt ook even wachten. Dat zou ik doen, zo netjes ben ik wel opgevoed.
Door lekker verder te trappen, raak ik het slachtoffer-gevoel snel kwijt. Ik heb een paar leuke plaatjes en die mensen zie ik waarschijnlijk nooit meer. Prima zo. Zodra ik het fietspad langs het Kootwijkerzand opdraai, word ik me ervan bewust dat het drukker aan het worden is op weg en fietspaden. Op de digitale kaart heb ik vooraf bekeken wat de beste plek is om zoveel mogelijk van de Nederlandse Sahara te zien. Eenmaal bij die plek aangekomen, besluit ik door te fietsen. Het uitzicht is er zeker, maar ik ben niet de enige die er vanaf die plek van wil genieten. En na de ervaring van zojuist, heb ik geen trek in delen. Er is verderop nog een plek weet ik.
Helaas heb ik ook die plek niet voor mezelf, maar ik ben ervan overtuigd dat de aanwezige sportieve fietsers na het maken van hun selfies op zullen stappen om verder te snellen langs wegen en paden. Dus duw ik met behulp van de walk-assist mijn gewichtige gele monsterbike tegen de zandheuvel op. Als selfie-assistent leg ik het moment vast voor mijn monsterbike, zodat 'ie de wereld kan laten zien waar 'ie allemaal geweest is. Ik moet toch eens een mooie naam verzinnen voor hem. Of haar. Daar ben ik nog niet over uit.
Mijn stop hier duurt niet lang. Al ben ik bijna op het meest westelijke punt van de route, ik ben nog niet halverwege. Er volgt eerst een heel lang stuk langs het niet toegankelijke Harskampsche Zand, een terrein voorbehouden aan onze jantjes om hun vaardigheden te oefenen. Ik stap een momentje af bij een groepje kale boomstammen die boven de jonge aanwas uitsteken als natuurlijke telefoonmasten. Het ziet er zo bizar uit. Voorbijrijdende fietsers kijken me wars aan. "Wat is hier nou te zien?" Mijn fantasie neemt gewoon af en toe een loopje met me.
Als het schietterrein zich terugtrekt de bossen in, ben ik weer omringd door heidevelden. Nou ja, meer gras dan heide. In de verte ontwaar ik weer de kathedraal. Ik had gehoopt op een volledig paars veld ervoor, maar het gele gras heeft de overhand. En die verdraaide vrachtwagen staat er nog steeds. Spierwit is het een opvallende verschijning die niet opgaat in de omgeving. Dan maar op zoek naar een fotohoek waarbij struiken zorgen voor de nodige camouflage. Een stukje verderop aan de andere kant van het pad, vind ik wel de mooie paarse voorgrond. Maar ja, daar staat dan weer geen kathedraal achter.
Ik draai af om de Hoog Buurlosche Heide te doorkruisen. Ik kom woorden te kort als vanuit de beschutting van de bomen het veld zich voor me openbaart. Prachtige paarse kleuren onder donkergrijze donderwolken. Adembenemend. Wat voor uitzicht zou ik hebben daar vanaf die top? Het fietspad gaat erover, dus zet ik mezelf schrap en begin aan de beklimming. Tot mijn grote vreugde staat er bovenop een bankje. Leeg, onbezet, niks of niemand die er gebruik van maakt. Dit is mijn lunchplek. Al is het nog een beetje vroeg daarvoor. Mijn gele fiets trekt direct bekijks. Voor ik het doorheb, zit 'ie vol met bijen en wespen. Totdat zij doorhebben dat er niets te halen valt. Ondertussen zie ik in mijn ooghoek de zoveelste mestkever zijn weg banen door het zand. Ik heb er veel gezien. Ze zoeken bijna allemaal de warmte van de betonnen fietspaden op. Dat wordt vele van hen noodlottig.
Donkere wolken hangen boven de heide en het dreigt ieder moment los te barsten. Een klein onderonsje met een wat oudere fietser die wacht op zijn vrouw, lijkt de druppel te zijn. Ik: "Het weer is wat minder mooi dan voorspelt." Hij: "Maar gelukkig is het wel droog." Niet veel later voel ik de eerste spetters. Ik zit dan alweer op de fiets en ga richting bossen. Misschien is het bladerdak van de bomen genoeg om geen maatregelen te hoeven nemen. De natuurlijke paraplu is echter niet nodig. Meer dan een paar spetters vallen er niet.
Ik ben allang niet meer de enige op de fiets. Het levert de nodige uitdagingen op bij het passeren en inhalen. De paden zijn niet breed genoeg voor twee fietsers naast elkaar. Maar met een beetje welwillendheid van beide partijen gaat het wonderwel iedere keer goed. Met steeds meer fietsers op mijn pad, begin ik me wel steeds meer te verwonderen over een bijzonder gedrag. Blijkbaar zijn de fietsknooppaaltjes perfecte hangplekken voor als we even willen stoppen, overleggen of wat dan ook. En het liefst doen we dat dan op zo'n manier dat er minimaal één fiets zodanig voor het paaltje gepositioneerd is, dat andere fietsers niet kunnen zien wat er opstaat. Heel bijzonder. Ik word meewarig aangekeken als ik moeite doe om te onderscheiden welke kant ik op moet.
Na de Hoog Buurlosche Heide doorkruis ik respectievelijk het Hoenderloosche Bos en het Spelderholt om tussen Schenkenshul en Varenna door uit te komen bij de A50 ten noorden van Woeste Hoeve. Daar steek ik de snelweg over en fiets tussen Kruisvoorde en Ramenberg door richting Loenen. Razend naar beneden van de helling af, realiseer ik me dat mijn waarschijnlijke ADD zich laat gelden. Ik ga maar door en door zonder te stoppen. Ik moet regelmatig pauzes inlassen om mezelf niet voorbij te lopen. Fietsen in dit geval. Iets verderop mag ik weer een aantrekkelijk pad op de bossen in. Ideaal om een plekje vinden waar ik tot mezelf kan komen.
Langs het Ereveld Loenen naar de kleine waterval. Plotseling ontwaar ik in de struiken langs het pad een reebok en een reegeit. Zo dichtbij terwijl er mensen rondom de waterval zijn. Vanaf de andere kant komt een gezin aangewandeld. De jonge dochter is op luide toon van alles en nog wat aan het vertellen. Door mijn vinger op mijn lippen te leggen, probeer ik duidelijk te maken dat als ze stil zijn, ze iets moois kunnen zien. Het hele gezin lijkt echter alleen bezig te zijn met zichzelf. Hoewel er verbaal gereageerd wordt op wat dochterlief te vertellen heeft, kijkt iedereen een andere kant op en niemand naar elkaar. Ook ik word genegeerd. De reeën houden het voor gezien en verdwijnen over een heuveltje dieper het bos in. Dat denk ik althans. Maar een metertje of honderd verder, zie ik ze opnieuw dicht bij het bospad. Ik ga langzamer fietsen, haal mijn telefoon uit de houder en zet deze op filmstand. Stoppen en afstappen leidt gegarandeerd tot het verdwijnen van de beestjes, maar zo maak ik nog een kans. Het lukt me wis en waarachtig om ze op beeld te krijgen in de bosjes en als ze recht voor mijn fiets oversteken om aan de andere kant door de spreng heen te springen en boven tussen de bomen te verdwijnen. Ik kan mijn geluk niet op. En ik ben de enige die ze gezien heeft. Het gezin heeft niets gezien, maar ook de fietsers die een eindje verderop langs het pad staan, hebben het gemist. En opnieuw verbaas ik me over de Nederlandse menselijke natuur. Zo bezig met zichzelf dat ze vergeten om zich heen te kijken.
Het is ondertussen twee uur en tijd om opnieuw af te stappen. Ik vind een bankje in de zon, stap van de fiets en maak het me gemakkelijk, hopend dat de reeën nog een keertje tevoorschijn komen, terwijl achter me in het bos een raaf van zich laat horen. Ik zie vele mensen voorbijkomen. Te voet en op de fiets. In de meest bonte kleuren. Ik realiseer me dat ik daar zelf aan meedoe met mijn super gele fiets en bontgekleurde fietskleding. En ik kan een glimlach niet onderdrukken.
Terwijl ik op het bankje zit, hoor ik in de verte de Veluwse stoomtrein fluiten. Tegelijkertijd word ik me gewaar van een aanwezigheid achter me in de bomen. Als ik omkijk, zie ik een silhouet naar de hemel verrijzen. Aan het zicht onttrokken door de boomtoppen, kan ik niet ontdekken wat me heeft zitten observeren. Als ik vertrek is het geluid van de raaf verstomd.
Op volle snelheid raas ik langs de grote waterval van de Vrijenberger Spreng. De drukte op de parkeerplaats net voor de waterval, maakte me al enigszins nerveus. Teveel mensen, teveel geluid. Ik wil er niets van weten. Zo laat ik de hoogste waterval van Nederland achter me zonder er enige aandacht aan te schenken. Op het hele pad blijft het onverwacht druk. Pas aan de andere kant snap ik waarom. Ik passeer de zoveelste camping. Na Hoenderloo was ik daar eigenlijk wel een beetje klaar mee.
Ik kom weer bij het Apeldoorns kanaal en zak af naar het meest zuidelijke punt van de route. Net voorbij de papiermolen ga ik terug het open landschap in. Ik kan weer ademhalen. Weg uit de drukte rondom de watervallen, weg uit de bossen kan ik het land en mijn leven weer overzien. De stilte en de rust dalen als een warme deken over me heen. Waarom kies ik er ook voor om in het hoogseizoen te fietsen langs drukke toeristische plekken? Waarom kies ik ervoor om dit het komend weekend te herhalen? Maar dan twee dagen achter elkaar.
Al mijmerend razen de kilometers onder mijn wielen door. Ergens zie ik een vlindertje vliegen en het raakt me dat het de eerste is die ik vandaag bewust opmerk. Ik voel het iedere keer als ik op de fiets stap. Alleen in de vroege ochtenduren slaag ik erin her en der wat dieren in het wild te zien. Hazen, reeën, konijnen, vogels, vlinders. Overdag lijkt het overal in Nederland erg stil. Te stil. Wat maken we veel kapot met z'n allen. Wat eigenen we onszelf allemaal toe, zonder iets over te laten voor de andere wezens op deze wereld. In de weilanden zijn nauwelijks kieviten en grutto's te zien. In de bossen geen reeën, zwijnen of dassen. Hoe rijk we ook zijn met z'n allen, in weze is Nederland erg arm.
Bij Klein Amsterdam kom ik weer op bekend terrein. In deze contreien heb ik de afgelopen weken vaker gefietst. Bij de picknicktafel langs de Voorster beek, stap ik nog éénmaal af om een beetje te rusten voor ik aan de laatste etappe van de tocht begin. Ik heb nog ongeveer 15 kilometer voor de boeg. Gelukkig weet ik op dit moment nog niet wat me op dat laatste stuk te wachten staat.
Langs landgoed Kiekenkamp ga ik richting Rijksstraatweg. Ik begin eindelijk na te denken over de woorden die ik al de hele dag zoek. Ik zie iets aan alle bomen en struiken wat ik niet onder woorden kan brengen. Er is iets en ik kan er de vinger niet opleggen. Een kip met schattige kuikentjes haalt me uit mijn overpeinzingen. Ze zijn overduidelijk niet gediend van de aandacht die ze niet alleen van mij krijgen. Ik blijf daarom maar niet te lang hangen. Ik wil niet de oorzaak van zoveel stress voor die beestjes zijn.
Het laatste stuk van de route gaat langs de IJssel. Na een snelle fotostop bij de ruïne van kasteel Nijenbeek voel ik me weer thuis als ik langs de rivier mijn weg naar het noorden begin. En dan begint onverwacht het zwaarste stuk van de route. De wind is niet alleen in kracht toegenomen, ze ik dusdanig gedraaid dat ik haar de rest van de tocht pal tegen heb. Na al zoveel kilometers weggetrapt te hebben, waarbij een groot deel heuvel op heuvel af geweest is, hebben mijn benen de kracht niet meer om dit op een gelijkwaardig en regelmatig tempo vol te houden. In een poging mentaal de kracht te vinden, ga ik met mijn gedachten weer terug naar de bomen en struiken. En hier langs de IJssel met de wind in mijn haren, zie ik in wat me al de hele tijd dwars zit. Het is de kleur van het groen. Zomergroen. Bomen en struiken zien er flets en moe uit. Klaar om de strijd op te geven. Zover verwijderd van het frisse lentegroen dat straalt van de energie. Veel eikenbladeren zijn wit uitgeslagen, beginnen om te krullen. Alsof ze zo van de boom kunnen vallen. Zelfs zonder eerst hun mooie herfstkleur aan te nemen. Verder wil ik er niet over nadenken. Niet nadenken over klimaatverandering, de gevolgen die dat heeft voor de natuur. De gevolgen die dat heeft voor mij en de manier waarop ik leef. Dat bedrukt me teveel, ga ik er teveel over piekeren. Ik ga fietsen om energie op te doen, niet om het kwijt te raken.
Rond vijf uur ben ik weer thuis. De teller staat op 113,2 kilometer met een reistijd van 6 uur en 32 minuten. De tijd dat de fiets in beweging is geweest. De komende uren en misschien wel dagen gaat blijken hoe mijn lijf dit ervaren heeft. Het voelt als een ultieme test. Ik denk niet dat ik dit nog eens zal herhalen. Volgens mij ligt mijn limiet voor een dagtocht ergens tussen de 80 en de 100 kilometer waarbij de windkracht de 3 niet mag overschrijden. Ik ga in ieder geval mijn routes voor de geplande weekendtocht opnieuw onder de loep nemen. Om te zorgen dat ik niet teveel hooi op mijn vork neem. Iets wat ik snel geneigd ben te doen. Minder is uiteindelijk meer.
Als ontdekkingstocht is de dag wel goed bevallen. Het heeft me aardig wat inzichten gebracht over wat wel en niet te doen of mee te nemen. Het heeft me ook wat geleerd over de broodnodige pauzes tussendoor. Vandaag heb ik dat niet zo goed gedaan. Ze waren te kort of op te drukke plekken of allebei. Tijdens mijn rustpauzes heb ik dat precies nodig: rust. Zo min mogelijk andere mensen om me heen en mezelf dwingen tot het nemen van die rust. Dat klinkt misschien wat heftig mezelf "dwingen", maar als ik dat niet doe, breekt het me later op de dag op. Dan hol ik mezelf uit en raak ik zowel fysiek als mentaal uitgeput. En dat is nou net niet het doel van dit alles.
Poes heeft me ontegenzeggelijk gemist. Zodra ik de keukendeur openmaak, sprint ze naar buiten. Ook dat heeft ze gemist. Tegen half acht houd ik het voor gezien. Ik trek me terug op mijn slaapkamer, lees nog een tijdje en draai me vervolgens om op zoek naar een houding waarin ik goed kan uitrusten. Poes wijkt de hele nacht niet van mijn zijde. Pas half acht de volgende ochtend kom ik weer tevoorschijn uit mijn coconnetje.