Op zoek naar: Lanius collurio

Het weer is weer mooier geworden en ik stap weer vaker op de fiets. De oostenwind waait, dus ik besluit een lange tocht te maken naar een heidegebied iets ten noorden van Markelo. De zon klimt steeds hoger aan de hemel terwijl ik stevig doortrap. Langs velden en over wegen, door bossen en langs waterwegen. Zodra ik de fietsbrug over de snelweg oversteek, openbaren de heidevelden zich voor mij. Het aantal senioren op hun fietsen is ondertussen al flink gegroeid, wat een extra uitdaging biedt om mezelf veilig en snel voort te bewegen.

Ik fiets over het veerooster en betreed een begraasd gebied. Roodbonte koeien zoeken de schaduw op onder de brandende zon op de open vlakte. Net voor een stukje bos dat de heide onderbreekt, zie ik een fietser op zijn knieën op de grond. Zijn fiets vormt een barrière en hij gebruikt zijn zadel als statief voor zijn camera met lange telelens. Nieuwsgierig stap ik af. Wat is er te zien? "Daar, in die boom, zit een grauwe klauwier," vertelt de man mij. Vol ongeloof pak ik mijn verrekijker, die ik gelukkig heb meegenomen. En warempel, ik zie het mannetje duidelijk zitten. Snavel vol insecten, wachtend tot de kust veilig is. Ergens dichtbij moet het nestje zijn. Terwijl ik nog wat doorpraat met de man, zie ik in mijn ooghoek een tweede vogel neerdalen op een tak vlak bij het mannetje. Het is het vrouwtje, ook met een snavel vol insecten. Dit kan niet waar zijn! Mijn verrekijker heb ik bij me, maar mijn camera ligt thuis.

Ik besluit door te fietsen om de vogeltjes de kans te geven naar hun nest te vliegen en hun jongen te voeren, en ook om mezelf niet langer bloot te stellen aan deze prachtige ervaring die ik niet kan vastleggen op de gevoelige chip. Baal, baal, baal.

Het laat me de rest van de dag niet meer los. Een grauwe klauwier! En nu weet ik waar ik hem kan vinden. Mijn besluit staat vast. Ik ga mijn voorbereidingen treffen om de volgende dag extra vroeg op te staan, op de fiets te stappen en deze keer mijn camera mee te nemen.

Ik ben wakker voordat de wekker afgaat. Om half zes zit ik op de fiets en navigeer volgens de route die ik de vorige dag heb uitgestippeld. Over zo'n 32 kilometer ben ik op de plaats van bestemming. Onderweg tel ik talloze hazen, zie ik een grote roofvogel door de lucht zweven, en jaag ik een stuk of acht groene spechten op. Ik laat alles links liggen, ik heb een doel. Op dat doel blijf ik me focussen.

Aangekomen op de plek van bestemming is de boom leeg. Links van me zie ik tussen de bomen door een zwarte specht en hoor ik een groene. Ook ik gebruik mijn fiets als barrière en mijn zadel als statief. Ik heb mijn klapkrukje meegenomen, zodat ik zittend kan wachten. En wachten. En wachten. De boom blijft leeg.

Een vroege vogelaar op de fiets stopt om belangstellend te vragen waar ik op zit te wachten. "Nou, gisteren zat er in die boom een grauwe klauwier." "Oh, maar die zit nu daar op dat takje." "Takje, welk takje? Waar dan?" "Nou, daar." Het duurt even voordat ik het beestje in de peiling krijg. Hij zit nog geen tien meter achter me bovenop een struik. Ik ben er blindelings aan voorbijgefietst. Troela.

Ik herpositioneer mezelf om de zon in de rug te krijgen. Geduldig laat het mannetje zich fotograferen. Voor even dan. Zodra de zoektocht naar eten begint en de jongen gevoerd moeten worden, is het uit met de pret. Zowel het mannetje als het vrouwtje laten zich niet meer van zo dichtbij fotograferen. Maakt niet uit, ik heb in ieder geval een mooie foto van het mannetje en met een beetje croppen, opblazen en retoucheren ook een acceptabele foto van het vrouwtje tussen de takken van een braamstruik.

Vorige
Vorige

Een paar ervaringen rijker

Volgende
Volgende

In andermans tuin