Jij fladdert rond, van tak naar tak,
Met je borst zo felgekleurd.
Een levend vuur in 't winterse zwart,
Als een zonnestraal, die alles opfleurt.
Met twinkelende tonen en melodieën,
Betover je mijn oren, stil en zacht.
Als een muzikant in natuurlijke symfonieën,
Raak je mijn ziel, dag en nacht.