Ode aan: De merel
Nog voor zonsopgang zo teer,
Zingt de merel zijn lied, vol leven en sfeer.
Met veren als onyx, glanzend en zwart,
Brengt hij melodieën uit het diepst van zijn hart.
Op takken hoog, zijn podium klaar,
Raakt zijn zang een gevoelige snaar.
Een serenade aan de ontwakende dag,
Vol passie en vreugde, als een betoverende glimlach.
Met vleugels gespreid, als een dirigent,
Begint hij de dag in zijn element.
Een symfonie van fluitende tonen,
Die de stilte doorbreekt, in herkenbare patronen.
O merel, zanger van de dauw en het licht,
Je lied weeft verhalen, puur en verlicht.
In elke noot een echo van de natuur,
Een poëzie van vleugels, zo puur.
Dus laten we luisteren, in stilte bewonderen,
Naar de merel, muzikant van de ochtendstonden.
Zijn lied spreekt van hoop en van leven,
Een symfonie die ons hart laat zweven.