Op zoek naar Morus bassanus, editie Helgoland

Het is net half elf geweest op zondagavond als zus en ik bepakt en bezakt mijn huis weer inlopen, nadat we drie dagen geleden om half 3 in de ochtend vertrokken zijn richting Helgoland. Het waren vier intensieve dagen die ik voor geen goud had willen missen. Een reis volledig gericht op het fotograferen van jan-van-genten, met als appetijtelijk tussendoortje ook nog wat eidereenden, zeehonden en kegelrobben.

 

Morus bassanus

Het woord 'gent' heeft dezelfde oorsprong als 'gander' of 'ganzerik' voor een mannetjesgans. Het blijft onzeker waar "jan van" vandaan komt. Behalve in de broedtijd, brengt deze grote zeevogel zijn hele leven door boven open zee. Hij vliegt zijn voedsel achterna. Daar waar scholen met vis te vinden zijn, vind je jan-van-genten. Als de vis tenminste niet verder dan zo'n 200 kilometer uit de kustlijn bevindt. Jan-van-genten vertrouwen op hun ingebouwde GPS (Gevederde Positioneringsvaardigheden) om hun weg te vinden.

De elegante vliegers zijn echte meesters van het luchtruim. Met vleugels die groter zijn dan je goede voornemens na nieuwjaar, kunnen ze indrukwekkende duikvluchten maken en gracieuze acrobatische stunts uitvoeren.

Die spectaculaire duikvluchten maken jan-van-genten om vis te bemachtigen. Van 10 tot 40 meter duiken ze steil het water in met een snelheid tot 100 kilometer per uur. Ze komen daarbij wel tot 25 meter diep het water in om vis te vangen.

De jan-van-genten broeden sinds 1991 voornamelijk op de Lange Anna, een opvallende kalkstenen rotsformatie die uit de zee oprijst aan de westkust van Helgoland. De steile wanden van de Lange Anna bieden de ideale nestplaatsen voor de jan-van-genten. Gebruik makend van gras, zeewier en ander materiaal, bouwen ze daar hun nesten, die vaak dicht op elkaar geplaatst zijn, op smalle richels.

Jan-van-gent-feitjes

  • Jan-van-gent paartjes blijven altijd bij elkaar en keren jaren achterelkaar terug naar hetzelfde nest dat wordt gemaakt van zeewier, gras, veertjes en wat aarde.

  • Beide partners broeden voor het eerst op de leeftijd van 5 of 6 jaar op een enkel, blauwwit ei. Na ongeveer 3 maanden verlaten de nog geheel bruine jongen het nest. Het volwassen verenkleed krijgen ze pas in de loop van de volgende 5 jaren. 

  • Er wordt slechts één ei gelegd. Gaat dit ei verloren, dan wordt er een nieuw ei gelegd.

 
Vorige
Vorige

Op zoek naar Somateria mollissima, editie Helgoland

Volgende
Volgende

Ode aan: De roodborst